*

Nieuws

Gustav Steiner op het spoor, deel 2

De heer Wolfgang G. Vögele heeft in het tijdschrift Seelenpflege 3/2012 een artikel geschreven getiteld "Auf den Spuren Gustav Steiners". Hieronder volgt een vertaling van dit artikel. 

In de herfst van 1926 nam Margarete Karner, een uit Wenen afkomstige verpleegster en antroposofe, de verzorging over (Steiner 1983, blz. 30 ev.). Omdat Leopoldine op 1 nov. 1927 overleden is, is de groepsfoto met M. Karner waarschijnlijk te dateren in 1926/1927. Op de achterkant van de foto staat: "ter vriendelijke herinnering aan de kinderen Steiner, Margrit Karner, Horn 18 dec. 1927”. Op de begrafenis van Poldi was ook de arts Ita Wegman, in de hoedanigheid van bestuurslid van het Goetheanum. Mevrouw Wegman wenste dat mevrouw Karner "aansluitend meteen iets prettigs  ondernam met de achtergebleven Gustav. Mevrouw Karner maakte toen een reis naar de plaatsen van zijn jeugd: Pottschach en Neudörfl (in Burgenland), wat Gustav zeer blij maakte (Berthold 1983, blz. 32).

Gustav Steiner in Wenen
Toen mevrouw Karner in het midden van de jaren 30 zelf voor langere tijd ziek werd, was Gusti alleen en moest er iemand gevonden worden. Mevrouw Karner had erover in Wenen met onze vriend Ferry Wantschura (dr. Med. Ferdinand Wantschura) gesproken. Hij vroeg nu aan onze moeder: "Zeg, zou jij Gusti over kunnen nemen?”. Waarop moeder toen zei: "Ja, goed!”. En zo kwam hij bij ons in Wenen in de Heiligenstädter straat. Daardoor werd de relatie nog hechter. In die tijd ging ik nog naar school. Gustav heeft zijn laatste levensjaren bij ons doorgebracht. Eerst waren we met hem in Wenen, en in de zomervakantie reden we met z’n allen naar Gresten, omdat we daar een stuk grond hadden.

In de oorlog, toen in Wenen de levensmiddelen schaars werden, hebben wij onze Weense vrienden met zelf geteelde groenten uit Gersten onderhouden. De heer Teschner heeft eens van ons een zak aardappelen gekregen en hij bedankte ons met een zelfgetekende kaart, waarop aardappelen stonden met spitse tanden.

In Wenen hebben wij ook een volkstuin gehad, waar Gusti heel graag was, het beviel hem daar uitstekend. Hij was een ongelooflijk lieve persoon. Gusti heeft zich van begin af aan bij ons thuis gevoeld. Hij was helemaal niet mensenschuw, en ging altijd op mensen af. Alle mensen waren goed en aardig voor hem. Hij kon schrijven, maar een raar soort Duits.  Het gewone Duits heeft hij niet meer geleerd. Toen dr. Steiner hem naar een school voor doofstommen heeft gestuurd, was hij al te oud, denk ik, waardoor hij het een en ander niet meer heeft opgepakt.
Op een schrijfblok van Gustav is te lezen: "Tuin mooie bloemen, zon groot heeft geel-rode kleur. In de keuken. Gustav Steiner”. Ja, zie je, zelfstandige naamwoorden en wat hem te binnen schoot. Hij heeft een krant gelezen en leest dan iets over een hond en dan verheugt hij zich en slaat zich op de dijen: "hond Widi (naam van de hond) boos, blaft, bijt”. Dan vraagt hij iedereen die nieuw binnen kwam naar de naam en wanneer hij jarig is. Dat was voor hem heel belangrijk, dat heeft hij steeds geweten, hij heeft dat tamelijk goed onthouden. (Ook Rudolf Steiner heeft in brieven aan zijn ouders en broer en zus gefeliciteerd voor hun verjaardag). Hij kon een paar woorden spreken, hij kon bijvoorbeeld "M-a-a-n” zeggen, maar dat deed hij op een hoge toonhoogte omdat hij zichzelf dus niet kon horen. Of "s-n-e-e-u-w” heel moeizaam, maar hij kon het en dan kreeg hij complimenten en men zei: prachtig! Maar met ons heeft hij natuurlijk in gebarentaal gesproken, ik ken nog enkele gebaren, die hij vaak gebruikte, bijv. als hij honger had of het gebaar voor "morgen”. Voor zover ik het weet, moet hij een periode een school voor doven en niet kunnen pratenden hebben bezocht, wat dr. Steiner geregeld had, maar te kort om werkelijk te leren lezen en schrijven.

Geplaatst op: 02-02-2014

Ontwikkeld door SatDesign